door Jan Ellenbroek
“Paradigma” betekent: een andere manier (laten zien). Een andere manier van denken, van dingen, mensen of situaties beoordelen. Een andere zienswijze.
In onze evolutie leven we al heel lang met een sterk verouderd paradigma. Dat is er de oorzaak van dat we nu op allerlei gebieden vastlopen; dat dingen niet (meer) werken, dat grenzen van mogelijkheden bereikt worden. Medisch, psychisch, juridisch, economisch, en sociaal.
De huidige fase wordt beheerst door het denken, door de wetenschap, door macht en superioriteit. Verantwoordelijkheden, eigenlijk kwaliteiten, worden als een last gevoeld en straffend opgelegd. Er is veel angst, onrecht, boosheid, strijd, en er zijn steeds verborgen agenda’s. In de komende fase van onze evolutie, waarvan we al veel kenmerken kunnen waarnemen, zal dit totaal gaan veranderen.
Het Nieuwe Paradigma gaat ervan uit, dat ieder mens van nature goed is. “Goed” wordt dan gekenmerkt door betrokkenheid, warmte voor elkaar, Liefde (dus de echte krachtige onvoorwaardelijke liefde), maar ook door kwetsbaarheid. Kwetsbaarheid niet meer gedefinieerd als de kans om gekwetst te worden, maar als een positief gevoel: de onschuld en weerloosheid die het begin van ons leven kenmerkt, die bezig is uit te groeien tot een niet willen strijden. Het is de keus van de mens, die doorgegroeid is naar dat wat in ons allen aanwezig is maar wat uiteindelijk de bedoeling van de evolutie is: Bewust Zijn wie we werkelijk zijn. De mens met dit meesterschap die heeft begrepen dat elke strijd strijd uitlokt. Op dit moment zijn er nog grote inspanningen voor nodig om te kiezen voor weerloosheid, omdat we zijn opgegroeid in een redelijk bedreigende wereld, waarin vechten of vluchten aan de orde van de dag zijn. En ook omdat we zachtheid associëren met zwakte. We gaan ervaren dat we tegelijk krachtig en zacht kunnen zijn. We zijn het meest bang voor onze echte kracht, inderdaad (door Mandela werd dit inzicht bekender), maar dat komt omdat we opgroeien in een wereld die ons niet in contact brengt met onszelf, met onze diepste identiteit. Dat was hetgeen in de religies gezocht werd, maar niet voldoende werd gevonden. Die (nog verborgen) kracht in ons is enorm, maar omdat haar wezen (Liefde) niet wordt herkend, kan ze ook misbruikt worden. Zie de ongelofelijke wreedheden die uit naam van God of Allah onze wereld verzieken.
Het wordt hoog tijd dat er kennis komt over wat er werkelijk aan de hand is, en vooral hoe enorm de kracht van onze overtuigingen is. Deze worden ons in de vroegste jeugd aangereikt door ouders, opvoeders en maatschappij.
De Stichting LOV wil helpen die kennis verder te ontwikkelen, te toetsen en te laten aansluiten aan de ervaringswereld van de plek waar zij nodig is: aan het begin van het leven (ouders, grootouders, opvoeders, onderwijskrachten), bij inburgering, en op elk terrein van hulpverlening. Deze Stichting wil verder uitwerken wat in de loop van meer dan 20 jaar is verkend en bruikbaar bevonden in een huisartsenpraktijk. Er bleef namelijk altijd het gevoel dat met de huidige mogelijkheden goed helen niet echt mogelijk is, zeker voor een bepaalde groep “patiënten”. Het nieuwe paradigma heeft hier heel veel nieuwe mogelijkheden gebracht.
Denken en handelen in het nieuwe Paradigma, en vergelijken met het oude.
Iedere mens, elk levend wezen, alles, bestaat uit “energie”. Massa is ook energie, gestold, zoals in de relativiteitswet van Einstein is geformuleerd. (E=m.c2 ). Een klein beetje massa vertegenwoordigt een immense hoeveelheid energie. Het heelal begon als energie, de oerknal. Je kunt volhouden dat het “vanzelf” er was en dat alles zich “vanzelf” ontwikkelde in een evolutieproces dat tenslotte uitmondde in een ontluikend bewustzijn, zoals dat bij mensen bestaat, en snel groeit. Op de eerste plaats is dit in tegenspraak met natuurkundige wetten, maar ook ons diepste weten heeft behoefte aan meer dan dat “vanzelf”, waardoor alles Is, zoals het is. Het “model” van een schepping is heel goed in te passen in die oerknal, het wordt er zelfs nog veel bewonderenswaardiger van: wat voor een intelligentie moet dat wel zijn die in die knal niet alleen een gigantische energie kon produceren en sturen maar tegelijkertijd daar ook nog de informatie kon inbouwen die tenslotte in miljarden jaren van evolutie via een onvoorstelbare diversiteit van massa, structuren en vormen leidde naar een zeer complex “iets” dat bewustzijn kan dragen: de mens in zijn huidige ontwikkelingsniveau.
Een model van een schepping vereist een Schepper. Ons beeld daarvan lijkt sterk verbonden met onze eigen evolutie: een oerkracht, iets dat oneindig veel sterker en machtiger is dan wijzelf, iets wat ons blijkbaar wat wil leren, wat met rechtvaardigheid en eerlijkheid, zorg en liefde te maken lijkt te hebben. We hebben dat ooit “God” genoemd (of Allah, of Al-dat-Is of Jahweh, etc). maar vanaf hier neom ik het God. Vul het voor jezelf in. De paradigma’s hebben daar ook mee te maken: het oude paradigma kent superioriteit, straffen, het nieuwe leert ons dat ons wezen Liefde is. Het oude gaat ervan uit dat de mens onvolmaakt is en voortdurend gecorrigeerd moet worden. Het nieuwe paradigma leert dat alles volmaakt is, en de mens van nature goed is. is. In de boeken van N.D. Walsch (“Gesprekken met God”) en in vele andere z.g. “gechannelde” boeken wordt de oude leer geheel opnieuw bijgesteld en wordt zij daardoor veel acceptabeler en meer te integreren in ons logisch denken. De gedachtegang hierbij is het volgende:
God is alles. Alles is dus ook God. Energie, massa, stenen, planten, dieren, wij mensen. Wij zijn (een deel van) God. Omdat God alles is kan hij/zij niet ervaren wat hij/zij is, daarvoor moet je buiten jezelf kunnen treden en jezelf bekijken. Als je wit bent en in een witte ruimte zit, kun je niet weten dat je wit bent, want er is slechts wit. Pas als je iets anders tegen komt dan wit, bv zwart of rood, kun je ervaren wat wit is. Dat iets wit is. God weet dus dat hij/zij groots, intelligent, liefdevol, vreugde etc. is, maar kan het niet ervaren. Die intelligentie nu heeft in die schepping een mogelijkheid geschapen dat iets van die schepping kan ervaren wat “God” is en wat niet-God is: de mens, die met zijn gevoelens daar iets over uitdrukt. Wij mensen kunnen iets ontroerend mooi vinden, of verschrikkelijk. Als we iets heel posititef beleven, “resoneert” diep in ons iets van God: daar ervaar ik Wat God Is. Als we iets afschuwelijk of ontoelaatbaar vinden, resoneert echter daar eveneens iets: wat ik daar beleef, is niet God, want het voelt niet goed. Beide situaties betekenen dat die iets in ons signalen geeft van onze essentie, en wel het “goede” in ons. Een mens is van nature goed, is het (nieuwe) paradigma, alles is van nature goed. Onze verre voorouders moeten dat – nog onbewust – ook al uitgedrukt hebben in emoties: verontwaardiging en woede als b.v. een dierbare wat werd aangedaan, en dankbaarheid etc. als ze b.v. vriendschap ondervonden. Het goede hoort blijkbaar bij onze essentie, die ik hier verder ook wel ziel zal noemen. De ziel is het centrale deel in ons, soms hart genoemd, of kern, of bron. Daar is iets aanwezig van een oud “weten”: iets wat we vanaf het begin “geweten” hebben. Dat is een woord dat we kennen als een zelfstandig naamwoord. Maar onze taal is verrassend rijk en duidelijk. Geweten moet beslist te maken hebben met een oer-weten; een weten dat alles bestaat uit die oorspronkelijke Liefde-energie. En dat ieder mens daar van nature iets van merkt, meestal onbewust, in zijn of haar handelen. De taal van de ziel, van die oer-kern, is het gevoel en vooral de emoties. Deze emoties zijn in het paradigma van nu slechts een variant van de gedachten, we onderscheiden ze nauwelijks. Ze zijn vaak lastig en hebben veel met zwakte te maken, of met (over)gevoeligheid, of met “pathologie”: een vorm van een psychische kwaal, waarvoor therapie en/of pillen moeten helpen. In het nieuwe paradigma, dus gezien met liefdevolle ogen, kunnen we in onze eigen emoties, en ook in die van elkaar, onze essentie lezen. Want we maken ons slechts druk over iets wat we belangrijk vinden, en iets wat we belangrijk vinden zegt iets over onze ziel. Als iemand zeer heftige emoties heeft, is dat in het oude paradigma belastend voor een ander, vervelend of ondraaglijk voor degene zelf, en moet niet te lang duren, en niet steeds weer de kop opsteken. In het nieuwe paradigma leren we luisteren naar de ziel van diegene met zoveel emotie: de kracht van de emotie telt, want die roept om gehoord worden. Wat wil gehoord worden, en wie is die ander want die laat met zoveel kracht iets zien wat die belangrijk vindt. Als je goed oplet, geven we met onze diepste emoties slechts dingen aan die met belangrijke psychische kwaliteiten te maken hebben. Rechtvaardigheid, zorgzaamheid, eerlijkheid, verantwoordelijkheidsgevoel zijn in het spel, en dan vooral het ontbreken ervan. Met liefdevolle ogen kijken vooral ook naar de reacties: we oordelen te snel, of, veroordelen. We kennen veel te weinig het wij-gevoel. Dit is ook een basiskenmerk van het nieuwe Paradigma (NP): verbondenheid. In het Oude Paradigma (OP) is het: ieder voor zich, overleven. In het NP is daar liefde, zorg, verbondenheid, één zijn. Leedvermaak is daar onmogelijk.
Evolutie
Hoe komen we van oude denken in die nieuwe vorm? Het kan helpen dat we ons meer durven realiseren dat er in deze maatschappij steeds meer niet werkt. Het OP is gebaseerd op slimheid, ieder-voor-zich, macht, geld, superioriteit, concurrentie.
Hoe kan het dat iets wat zo diep in de mens zou zitten (het goede, dat in het NP het uitgangspunt is), zich niet manifesteert? Dat komt omdat alles evolueert, alles is nog onderweg om te worden wat het is. De mensheid heeft een evolutie doorgemaakt, en onze eigen individuele evolutie is daar een verkorte herhaling van. Miljoenen jaren van langzame groei van onze geestelijke vermogens leverden ons een manier van overleven op waardoor onze soort steeds dominanter werd op deze planeet. Slimheid werd ons basiskenmerk, maar veroorzaakte naast verbeterde leefomstandigheden ook veel problemen: ecologisch is de wereld in gevaar. Maar ook is er geen enkel levend wezen dat zo gevaarlijk voor eigen soortgenoten is als de mens. Door de kracht van het denken is de mens in staat iets als bedreigend te ervaren wat niet bedreigend is, of zelfs dat hele groepen medemensen uitgeroeid moeten worden op grond van een theoretisch model. Het denken heeft dus ook veel nieuwe uitgangspunten van handelen gebracht, waar wreedheid in de natuur slechts met de voedselbehoefte van doen had.
Een ander punt dat in zicht komt bij evolutie is de specifieke situatie van de mens ten opzichte van zijn levensdoel. Ieder levend wezen geeft als soort het leven door. Planten doen dat door bevruchting en zaden te verspreiden, dieren op hun eigen manier. Soms is daar broedzorg, ouderzorg, en hoe hoger in de evolutie, des te meer nestzorg, bij afname van het kindertal. Bij geen enkel levend wezen is het “jong” zo lang weerloos en volkomen afhankelijk als bij de mens. Het is goed als we deze weerloosheid en kwetsbaarheid ons eens goed realiseren. We ontdekken dan dat kwetsbaarheid wellicht een basisgegeven bij de mens is. In het begin van het leven is die kwetsbaarheid iets wat ons ontroert, en met zorgzaamheid vervult. Een klein kind kan alles van ons gedaan krijgen wat het later niet meer moet proberen. Onze acceptatie is daar heel groot. Kwetsbaarheid is dus mooi: en wat goed voelt, hoort in het NP bij onze essentie. Echter onze evolutie heeft ons gewapend tegen de risico’s van kwetsbaarheid: onze hersenen zijn al op grootte in de 3e maand van de zwangerschap, en groeien nog slechts. In principe is het dus al mogelijk gevoelens waar te nemen. Het voelen bestond in de evolutie al eerder dan het (menselijk) denken. Pas op 4-6-jarige leeftijd kun je een kind wat beter uitleggen over dingen als het hanteren van gevoelens.
- Dat betekent dat in deze latere zwangerschapsmaanden en eerste levensjaren in de begeleiding van het kind heel veel goed maar ook heel veel mis kan gaan.
- In het NP is het cruciaal dat het kind zo snel mogelijk in het bewustzijn wordt teruggebracht in die essentie van kwetsbaarheid en weerloosheid, anders start het overlevingsdenken met toenemend gebruik van het denken als beschermingsorgaan. Waar bij de mens dit denken gereed begint te komen om zijn essentie te kennen: wie ben ik eigenlijk, wat druk ik met mijn emoties uit daarvan. Dat vereist een voortdurende observatie van de ouders over wat dit kind met zijn emoties laat zien, daar optimaal op reageren en vooral voorleven hoe daar mee om te gaan.
- Niet ieder kind lijkt (op zielsniveau) op hetzelfde niveau van bewustzijn te zijn van wie hij of zij eigenlijk is. Terwijl de emoties daar wel zicht op geven. Een stelregel kan helpen: een hoog besef van kwetsbaarheid; krachtige emoties; grote behoefte om gekend en bevestigd te worden in wie het al is; grote gevoeligheid (“HSP”), of paranormaliteit etc. Deze geven per stuk of samen een indicatie dat voor dit kind extra aandacht moet zijn, zodat het goed kan uitgroeien. Maar ook dat er een grote gevoeligheid bestaat voor schade als er in die eerste jaren dingen gebeuren die over de draagkracht van het kind gaan, waarbij het overlevingsdenken grote storingen van de goede ontwikkeling kan veroorzaken. Deze moeten we dan schade noemen, en niet minderwaardigheid of “persoonlijkheidsstoornis”.
- De kracht van ons handelen op elke leeftijd wordt bepaald door onze overtuigingen. Deze worden al in de vroegste jeugd aangereikt, voorgeleefd, en vaak opgelegd. Wat we dan al leren wat normaal is, acceptabel, werkzaam of hoe we kunnen reageren op elke interactie, heeft een fundamentele invloed op de rest van ons leven. Over Wie we werkelijk zijn, over wat we wel of niet kunnen. Ook hier ligt een enorme kans voor ouders. Volwassen ouderschap ontwikkelen is een dringend doel in deze tijd.
- Het lijkt er daarmee op dat bij mens in het begin van het leven niet slechts het “leven” wordt doorgegeven, maar dat juist en alleen bij de mens steeds meer ook informatie wordt doorgegeven. Als alles goed gaat tenminste. Die informatie is: wij zijn Liefde, alles is liefde, en wij als mensen beginnen ons bewust te worden dat dat zo is en dat wij de dragers van dit bewustzijn zijn. Daarom is de opvoeding een hoge en belangrijke taak, die sommigen al “in” zich hebben, en velen nog moeten leren.